Grave, 21 mei 2013
Mevrouw de burgemeester . . . . Bij deze laatste mogelijkheid van ambtelijk afscheid nemen, sta ik niet alleen stil bij enkele ambtelijke contacten. Een stukje van een burgemeestersziel zou achter moeten blijven in Grave. . . . Voor wat mijn oordeel waard is; ik heb u zien werken als een gepassioneerde vrouw. Met emotie en ceremonieel, met eeuwige twijfels en soms stelligheid, met bezorgdheid en uitgelaten vrolijkheid, met massa’s onmacht en heel soms macht, met zekere gedrevenheid en sporadische vermoeidheid, met menselijkheid, en protocol, met wetenschap en zwijgen, met politiek en verbijstering. . .
Ik raad u onderstaand gedicht van De Genestet. Hij wist 165 jaar geleden al onze dilemma’s te omschrijven. Hij wist toen nog niet dat dit vandaag de dag juist ook vrouwelijke bestuurders aanspreekt.
Uit “KRACHT” P.A. De Genestet ( 1829-1861)
‘Ik wenste mij een koopren kop,
Koel, vaardig te aller uur;
Geen mijmrend hoofd, nu licht, dan zwaar,
Straks brekend, berstend uit elkaar,
Vol storm of zand of vuur;
Een hart, dat, als een friese klok,
Sloeg met gelijke klop!
Geen ding, bij iedervreugd of smart,
Bij ieder tochtje uit de vert’,
In driftige galop.
Ik wenste mij een effen blik,
Een onbeweeglijk oog,
Dat nooit verried wat liefde of haat,
Wat lust of luim, of goed of kwaad
Van binnen mij bewoog.
En voorts – een forse lichaamsbouw,
Een grofgespierde knuist;
Wie met de kracht des vlezes lach’,
En ’t geestje vreest de vuist.
Ik wenste, ik ware een dikke reus,
Geboren Stoïcijn!
Zo wandelde ik door ’t leven rond,
Flegmatisch, kalm, bedaard, gezond,
En kende strijd noch pijn . . .
O lach niet: ‘k zweer u dat ge mij
Niet om dit liedje lacht!
Deez’prozawens, deez’prozakreet
Is vol verborgen zieleleed –
Eens teedren dichters klacht.
Met vriendelijke groet en ik hoop tot ziens, Hester Kruizinga, Wijkraad Binnenstad Grave